Mensen zijn vaak als geknakt riet.

Interview met diaken Peter Keersmaekers

* In 1995 bent u in de Kathedraal van Antwerpen tot diaken gewijd. Ongetwijfeld een belangrijke gebeurtenis in uw leven. Wat was uw motivatie om diaken te worden?
Dat is eigenlijk een heel verhaal. Ik ben aan de opleiding begonnen als pastoraal werker, niet met de bedoeling om diaken te worden. Dat was toen te kerkelijk voor mij, te veraf en te dicht bij een priesterlijke kerk; die ik toen ook niet zo geweldig vond.
Heeft u er zelf aan gedacht om naar het seminarie te gaan?
Ik heb daar zeker aan gedacht, maar ik wist dat het celibaat niks voor mij was. En terecht, ik ben dan ook getrouwd en heel gelukkige getrouwd. In die zin denk ik dat dat niets voor mij zou geweest zijn. Ik heb er ook mijn vragen bij hoe sommigen celibatairen leven: ingehouden, gekortwiekt. Ik vraag me af of het celibaat verplicht moet zijn voor priesters. Anders was ik daar misschien wel naar toe gegaan. Er is ook een periode geweest vòòr dat ik Hilde kende dat ik daar aan gedacht heb, maar niet lang omdat ik realistisch genoeg was om dat niet voor mij geschikt te achten.

Ziet u zelf ook ruimte dat het celibaat effectief afgeschaft wordt, want daar is wel veel rond te doen?
Toen Paus Johannes Paulus II paus werd, ook nog een korte periode na Paus Johannes Paulus I, dus na Paus Paulus VI, dachten wij – toen actieve jongeren dat het er snel zou komen. Maar dat gebeurde niet. Ik weet ook niet of ik dat nog zal meemaken. Alleszins zal ik dan te oud zijn om dan nog priester te worden. Maar ik denk ook niet dat dat het enige is dat er moet veranderen in de kerk, misschien zelfs niet het belangrijkste.
Ondertussen heb ik daar een andere kijk op en denk ik dat het feit van voorganger zijn, dat dat moet veranderen. Er moet een verbreding komen. Elke gemeenschap heeft recht op samenkomen. Daarin moet een voorganger zijn. Als dat geen priester is, dan is dat iemand anders, die daar liefst voor opgeleid is. Iemand die misschien verkozen werd onder de mensen, alleszins voor bisschoppen zou ik daar niet tegen zijn. Maar dat klinkt heel Protestants wat ik nu zeg.
Ik was dus pastoraal werker en ben dan jeugdpastor geweest als leek. Mijn schoonbroer was een jonge Pater Salesiaan. Hij was nog maar één jaar priester gewijd toen hij plotseling overleed. Dat was natuurlijk een hele slag, want hij was op dat moment meer broer voor mij dan mijn eigen broers. Ik schoot heel goed met hem op en als het ging over kerk en geloof, de toekomst en maatschappelijke problemen zaten wij echt op dezelfde golflengte. Ik schreef toen aan zijn overste, zijn geestelijke vader dat ik het heel jammer vond. Want ik had met Steven (de schoonbroer en pater Salesiaan nvdr) nog eens willen praten over of ik me nu zou voorbereiden op het diaconaat of niet. Ik was ondertussen bijna 35, wat de minimumleeftijd was om diaken te worden. Als antwoord hierop gaf hij mij een boekje: 'Sterven om te leven' Van toenmalig vicaris-generaal Karel De Vocht. Dat gaat over de kerk, hoe wij vandaag in een rouwproces zitten omdat de kerk van vroeger niet meer bestaat en wat er voor in de plaats gekomen is. Dat was een boekje dat ik aan Steven gegeven heb bij zijn diakenwijding en ik heb daar toen als motto ingeschreven: 'In verbondenheid met je diaconaat.' Nu ben ik niet direct iemand die bovennatuurlijke dingen gelooft, maar dit was voor mij echt wel een vingerwijzing. Die verbondenheid in het diaconaat. Het boekje dat ik aan Steven gaf, die er niet meer is, nu zelf krijgen. Hilde zat ook op dezelfde golflengte, want diaconaat is ook iets dat je samen kiest, als getrouwd koppel. Het moment van de diakenwijding zelf, is er iets misgegaan met de foto's en het geluid van de video is ook helemaal overstuurd. We kijken daar ook nooit naar. (lacht). De herinneringen die ik daaraan heb zijn ook vrij vaag, omdat er zoveel gebeurde. Er was heel veel volk. Er werden drie diakens gewijd en een pastoraal werkster werd gezonden in een stampvolle kathedraal. Er waren veel mensen voor ons gekomen en dat was heel indrukwekkend. Wij mochten ook iets zeggen aan de bisschop, een zin met dan de vraag om ons te zegenen, de handen op te leggen. Ik had toen een bijbeltekst van Jesaja gekozen, waar we het straks nog over gaan hebben. Eén van de drie teksten die mij zeer dierbaar zijn.
Mijn motivatie om diaken te worden is de loop der jaren altijd maar bijgesteld. Ik ben tijdens mijn opleiding regentaat hier bij Elsdonk (een wijk in Edegem nvdr) betrokken geraakt bij de plus-werking. Er werden toen mensen gezocht om als medebegeleider mee in die werking te stappen. Met jongeren contact hebben was toen mijn motivatie. De gesprekken die ik met die jongeren had, gingen toen over wat hen bezighield, hoe ze geloofden, maar ook wat ze met hun zakgeld deden, waar ze prioriteit aan gaven. Maar toen merkte ik tijdens die gesprekken dat dit mij ongelofelijk goed afging, hoewel ik toen nog erg zoekende was. Ik had eerst Germaanse geprobeerd met de bedoeling om taal- en letterkunde te doen. Maar dat was toen mislukt, zeg maar. Ik ben dan aan regentaat begonnen om terug te vallen op wat ik goed kon, namelijk wiskunde. Wiskunde is mijn hoofdvak en godsdienst heb ik er dan bij genomen. Maar door met die jongeren mee op weg te gaan, merkte ik dan dat mij dat goed lag en zo is dat eigenlijk mijn hoofdjob geworden. Ik ben dan beginnen lesgeven en vrij snel ben ik dan uitsluitend godsdienst gaan geven. Wiskunde heb ik eigenlijk maar een paar jaar slechts gedeeltelijk gegeven.
Dat is dus mijn belangrijkste motivatie, met jongeren en iets breder genomen met mensen bezig zijn met wat hen bezighoudt, wat de zin is van hun leven. Wat ze willen en eventueel dat wat bij te sturen, te corrigeren waar het scheef loopt.

De plus-werking waar u daarstraks van sprak, wat hield die dan juist in?
Aanvankelijk hield het in dat we met jongeren die hun vormsel gedaan hadden bleven samenkomen in vaste jaargroepen. Dat is daarna uitgebreid. Er waren op een bepaald moment meer dan 150 jongeren betrokken. Dan hebben we ook een basisgroep opgericht voor jongeren, ouder dan 16 jaar. We kwamen in die tijd met 40-50 jongeren bijna wekelijks samen op zaterdagnamiddag. We deden dan een interessante activiteit, bijvoorbeeld een gesprek of spel, maar altijd iets met inhoud. Aansluitend gingen we dan naar de viering. Daarna deden we soms ook nog iets leuks, naar de film of samen frietjes eten of zoiets. (lacht)
Van die jongerengroep is dan een deel afgescheurd en dat is dan de Egidiusgemeenschap geworden. Wel tot spijt van velen. Ik ben dan in die periode ook groepsleider van de scouts geworden hier (Edegem nvdr), van de meisjesgidsen. Ik ben dan ook met mijn opleiding begonnen (pastoraal werker nvdr). Ik was toen nog heel jong, nog geen 24 jaar. Nu is dat de minimumleeftijd, maar toen was die er nog niet. Maar nogmaals, niet met als bedoeling om een kerkelijk ambt op te nemen, maar wel omdat er toen een priester was waar ik later ook les van gekregen heb en die ook prof aan de universiteit van Leuven was, die zei dat de kerk in de toekomst nood zou hebben aan leken die ook een opleiding gekregen hebben en die weten waar ze over spreken, die de bijbel kennen en die er over hebben leren praten. Dus ‘gevormde’ – ik bedoel ‘opgeleide’ – leken. Daar ben ik op ingegaan.
Ik weet nog dat er een jinleider mij vroeg, 'Peter, hoe is dat mogelijk, voor de rest zijt gij toch een normale mens, waarom doet gij mee met de kerk?' (lacht) Dat soort kritische vragen kreeg ik dan. Ik weet nog dat ik daar op antwoordde dat het mijn bedoeling juist was om de kerk mee te veranderen. Maar dat kan je niet van buiten uit. Je moet er in stappen, je engageren en je verantwoordelijkheid opnemen. Want natuurlijk vind ik ook dat de kerk discrimineert. Vrouwen en mannen worden niet gelijk behandeld in de kerk. Natuurlijk vind ik dat een machtsinstituut, een 'Kazuifelkerk', zoals Luc Versteylen zegt. En ik ben dus altijd op mijn hoede om niet te veel mee te gaan in die stroom. Je moet wel voor een stuk mee gaan, want mensen hebben de behoefte om duidelijke, afgebakende verantwoordelijkheden te hebben. Maar niet door op uw strepen te gaan staan. Ik heb hier pastoors gekend die in eerste instantie pastoor zijn en in tweede instantie mens.
Ik ben dus in de kerk gestapt met als bedoeling een verandering op gang te brengen. Om de kerk van onder uit, van de mensen uit te laten groeien en op die manier te werken aan Gods Rijk. En ondertussen vind ik 'zorgen voor mensen' hoe langer hoe meer belangrijk. Dat is toch wel de belangrijkste taak van de kerk. Al de rest is bijkomstig, denk ik. Dat is de opdracht die Jezus ons gegeven heeft.

* Voor uw diakenwijding was u jeugdpastor, wat hield dit juist in?
Ik was vrijwilliger in Elsdonk en heb dan een jeugdpastorale denkgroep opgericht voor de dekenij Mortsel. Dit waren 12 parochies in Mortsel, Boechout, Hove, Vremde en Edegem. Ik was dan trekker van die denkgroep. We hebben op een bepaald moment als besluit voorgesteld aan de Decanale Raad dat er een vrijgestelde jeugdpastor zou moeten komen voor de dekenij. Die is er dan gekomen en ik heb daarvoor gesolliciteerd en kreeg de job. Een halftijdse job die ik vijf jaar gedaan heb.
De verwachtingen van de parochies was dat de jeugdpastor zich met jongeren zou bezighouden in vervanging van de onderpastoors. Maar zo werkte dat natuurlijk niet, ik kon onmogelijk in al die parochies aanwezig zijn en de jeugdgroepen trekken zoals destijds de onderpastoors dat deden. We hebben een aantal laagdrempelige decanale activiteiten geoganiseerd, zodat daar zoveel mogelijk jongeren naar toe konden komen. Een voorbeeld daarvan is een filmavond of een fuif organiseren. Attractieve initiatieven voor een zo breed mogelijke groep van jongeren, ongeacht of zij nu al dan niet sterk met de kerk verbonden waren. Daarnaast hadden we ook een aantal werkingen die minder laagdrempelig waren zoals kooravonden. Toen waren er nog heel wat jongerenkoren die de gezinsvieringen opluisterden. Zo werden er ook vormingsavonden gegeven aan de leiding van de scouts, voor de plus-werking en voor de jongvolwassenen die geïnteresseerd waren in verdieping. We spreken dan van een periode van 1988 – 1994.
Toen besliste ik om daar mee te stoppen, want ik wilde diaken worden. Ik wilde mijn functie als jeugdpastor niet combineren met die van diaken. Een diaken werd door de staat betaald en een jeugdpastor werd betaald uit de fondsen van de parochies. Ik vond dat ze die fondsen moesten blijven genereren en daarom heb ik ontslag genomen. De aanstelling van een nieuwe jeugdpastor liet jammer genoeg een jaar op zich wachten, wat ten koste ging van de jongerenwerkingen. Het was ook een tijd waar ik achteraf van dacht dat ik dit niet opnieuw zou doen want ik was in die tijd toen de kinderen nog klein waren, weinig thuis en dat kan je niet inhalen.

Maar als je vandaag de dag ziet wat de reden is dat sommige mensen weinig thuis zijn, zoals bijvoorbeeld carrièrejagers, ligt dit toch enigszins anders?
Dat zal zeker zo zijn, maar dat neemt niet weg dat ik vind dat de kerk toen weinig respect had voor gezinnen. Ik werd toen heel veel opgeëist, vooral door pastoors. Ze hielden er weinig rekening mee dat ik jonge kindjes had en een echtgenote. Dat is intussen gebeterd en wat dat betreft ben ik zelf ook wel assertiever geworden.

* Welke Bijbelteksten hebben een speciale betekenis voor u?
Exodus hoofdstuk 3, vers 7 is genomen uit het verhaal van Mozes en de brandende braamstruik. Hierbij is God aan het woord en Hij richt zich rechtstreeks tot Mozes. Dit is eigenlijk een roepingsverhaal. Hij zegt: 'Ik heb het lijden van mijn volk gezien.' In het Hebreeuws is er een woord dat zoveel zegt als: 'Ik heb het niet gezien met de ogen, maar ik ken het, ik heb het gevoeld, zelf ervaren.' Dat vind ik eigenlijk een heel sterke zin. God die niet in een toren, ergens veraf of op een andere planeet zit, maar voelt wat mensen voelen aan pijn en miserie. Zo was er in mijn opleiding een zuster die antwoordde op de vraag naar haar motivatie, dat ze zich het lijden van mensen erg aantrok. Dat klonk mij toen erg flauw in de oren omdat ik mij er niets bij kon voorstellen. Maar in de loop der jaren werd mij dat steeds duidelijker. Dit gaat bijvoorbeeld over onderdrukking. Dat mensen hun rechten worden afgenomen. Het lijden van mensen ‘ervaren’ en daarbij aanwezig zijn, vind ik prachtig. Dat is dus meer dan prevelen aan een ziekbed. Dat is tegelijkertijd aan de kant van de zieke of onderdrukte staan.
Het tweede fragment dat ik vaak citeer is dat van Het Laatste Oordeel. (Matteüs hoofdstuk 25 verzen 31-46) Dit gaat over Het Oordeel, dat 'Wat ge aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, dat hebt ge aan Mij gedaan.' Het gaat niet over wat je in alle onderdanigheid voor jouw oversten gedaan hebt, maar wat je gedaan hebt om mensen te helpen die als het ware door anderen uitgespuwd werden.
Het derde fragment is er één van Jesaja dat ik bij mijn diakenwijding heb uitgesproken. (Jesaja hfdst 42 vers 3). Dit gaat over de Lijdende Dienaar. Die door Christenen wordt ingevuld als zijnde Jezus. De Lijdende Dienaar is een concept van Jesaja waarmee hij wil zeggen dat 'Hij (De Lijdende Dienaar nvdr) het geknakte riet niet zal breken.' Dat vind ik zo mooi gezegd. Mensen zijn vaak als geknakt riet. En dat kun je heel gemakkelijk verder breken want het heeft al een knik. Dat is iets wat 'machtigen' vaak doen. De Lijdende Dienaar doet dat niet. Zo zal Hij ook de kwijnende vlaspit niet uitdoven'.
We moeten eigenlijk naar mensen kijken met deze twee beelden in ons achterhoofd. Elke mens is gekwetst, bij iedereen is er 'een hoek af'. En dan kan je twee dingen doen: het hem inpeperen en hem op basis van die kwetsuren, handicaps of wat dan ook nog dieper wegduwen in de shit. Of je kan hem proberen op te tillen en hem een gevoel van eigenwaarde geven.
Het beeld van De Lijdende Dienaar is bij uitbreiding op iedereen van ons van toepassing.
Deze drie bijbelcitaten gaan eigenlijk allemaal in dezelfde richting.

Hoe beïnvloeden deze teksten uw dagelijks handelen?
Eigenlijk vormt dit ook het antwoord van de volgende vraag, bij het werken in de psychiatrie. Ik zie dat voor een stukje als mijn roeping. Ik zou dit werk anders niet doen. Dat heb ik trouwens ook vermeld bij mijn sollicitatie. Elke mens is voor mij belangrijk, of hij nu de pech heeft dat hij een psychiatrisch patiënt is of niet, maakt niet uit. Zij hebben ook recht op 'graag gezien te worden.' Ik heb het daar niet moeilijk mee. Ik vind dit super leuk werk.

U werkt ook deeltijds in Sint-Alexis te Grimbergen, een psychiatrisch ziekenhuis. Welke taken heeft u daar als pastor?
Ik werk in een instelling van de Broeders Alexianen, nu overgenomen door de Broeders van Liefde. De naam van het PZ is Sint-Alexius in Grimbergen. Ik praat met de psychiatrische patiënten, anders dan dat we nu praten, want nu ben ik bijna alleen maar aan het woord. (Lacht) Zo heb ik mijn vaste patiënten die al zo'n lange weg afgelegd hebben in de psychiatrie dat ze eigenlijk zo goed als opgegeven zijn door de artsen. Dat zijn meestal wat oudere mensen die 'uit-ge-therapeut' zijn. Zij worden natuurlijk nog verzorgd, maar ze hebben eigenlijk niemand meer om echt mee te babbelen. En daar vind ik dat ik een rol kan spelen als pastor, door voor hen wat tijd te maken en met hen bezig te zijn. En eigenlijk zijn dat zalige mensen met beperkingen door het feit dat ze al jaren hoogtes en laagtes hebben van die aard dat ze moesten opgenomen worden. Uiteindelijk noemen ze dat - zeker als ze met psychosen te maken hebben - 'schizofrenen'. En dat is wel heel erg want hun leven is een lijdensweg, een psychische. Er zijn er die zelfs een aanvraag tot euthanasie ingediend hebben.

Heeft u het gevoel dat er voldoende naar geluisterd wordt als patiënten vragen in die richting hebben?
Ja, maar er is een hele juridische weg die gevolgd moet worden en ik denk dat er heel omzichtig mee omgegaan wordt. Het is natuurlijk zo als het over mensen gaat die regelmatig depressief zijn, dat ze eerst met medicatie die depressie proberen weg te werken. Pas als de gemoedstoestand gestabiliseerd wordt, kunnen er dingen in die richting gedaan worden. Maar ik weet daar het fijne niet van, omdat men denkt dat vermits ik van 'de Katholieke Kerk' ben, ik daar tegen ben. Ik zit wel mee in een commissie die zich buigt over de identiteit van de instelling en over ethische vraagstukken die op de mensen afkomen. In die zin heb ik er wel mee te maken, maar onrechtstreeks. Maar bij concrete casussen ben ik niet betrokken. Ik hoor wel van patiënten zelf dat ze daar mee bezig zijn.

Als het over de gesprekken met de patiënten zelf gaat, kiest u dan voor een expliciete of eerder impliciete spirituele benadering?
Dat verschilt heel erg, maar meestal is dat expliciet en dat heeft met het imago van een pastor te maken. Ik denk nu aan een Afrikaans meisje van 19 jaar dat met mij naar een Mariabeeld wandelt op het domein. Het levensgrote standbeeld werd ooit door een patiënt overschilderd met nogal hevige kleuren, erg opzichtig. Ze vraagt mij dan om met haar te bidden tot Maria. In Grimbergen heb ik werkelijk luidop vanuit het hart leren bidden. Wanneer ik uitgepraat ben en 'amen' zeg, begint zij te bidden. Dat is zijn heel mooie gebeden, maar ook erg verward, parels van gebeden eigenlijk. En dat betekent voor haar ongelofelijk veel. Dit meisje heeft heel veel psychosen gehad, want ze zag dan bijvoorbeeld dat het beeld begon te bloeden. Maar door dat bidden is zij helemaal gekalmeerd. En ze wil dat blijven doen.
Trouwens na dat bidden begint ze dan over haar toekomst te praten, dat ze terug naar school wil gaan en dergelijke. Dat is een voorbeeld van de individuele gesprekken die ik heb.
Ik doe ook groepssessies op drie verschillende afdelingen. Zo'n sessie duurt een uur. Ik werk daarbij volgens een vast stramien. Ik laat bijvoorbeeld een liedje horen en dan werken we met de tekst verder. Dat zijn al veel verschillende soorten liedjes geweest zoals 'Alleen', een Nederlandstalig rapnummer over mensen in de marge, vrij aangrijpend. Dat was op een afdeling rond middelenverslaving. Dat vonden de patiënten ook erg aangrijpend.
Soms werk ik dus met clips, maar ook met kortfilms die ik uitkies van Youtube. De thematiek is dan min of meer religieus. Ik denk bijvoorbeeld aan Liefde, mensen die samen in verbondenheid leven,...
Het uitdrukkelijk religieuze is ook al aan bod geweest, zoals bij het liedje 'Dear God' van XTC.
De patiënten zijn een weerspiegeling van de maatschappij van vandaag in die zin dat je heel gelovige patiënten hebt. Daarnaast heb je er ook met godsdienstwanen, wat een eigen gegeven is binnen de psychiatrie. Maar de meesten zijn eigenlijk vaag of niet gelovig en religieus.
We hebben ook een nieuwe kapel die multifunctioneel geworden is. Die wordt niet alleen gebruikt voor liturgische diensten, te bidden of te bezinnen; maar er is ook een middengedeelte dat gebruikt wordt voor tentoonstellingen. Zo hebben we nu een derde project dat we zo tentoonstellen. Dit is een poëzieproject rond de Marokkaanse dichteres Amina Belorf. Vanaf volgende week gaan we hier rond sessies houden met de patiënten en werken naar een optreden rond muziek en poëzie.”

In 2014 schreef u een visietekst en boek '‘Pastoraal en Levensbeschouwelijke Diversiteit in katholieke scholen'. Het doel was de visie rond pastoraal en levensbeschouwelijke diversiteit verruimen vanuit verschillende kaders. Wat hield dit concreet in?
Het doel van het Katholiek onderwijs van vandaag is om geen afgesloten bastion te zijn dat losstaat van de werkelijkheid, maar rond de vraag werken hoe we te midden va de diversiteit die in de Katholieke scholen aanwezig is, aan pastorale animatie kunnen doen vandaag. Dat is de uitdaging om over na te denken. We willen een school zijn die aan de ene kant echt openstaat voor diversiteit. Maar dat is nog niet overal zo, want er zijn nog altijd Katholieke scholen die diversiteit als last beschouwen. Daar geloven wij, die dit gemaakt hebben, niet in. We beschouwen diversiteit als een rijkdom; een zegen. Dit verwijst een beetje naar het boek ‘Leven in Babelse tijden’ van Marianne Moyaert (Chair of Comparative Theology and Hermeneutics of Interreligious Dialogue aan de Vrije Universiteit Amsterdam en gastdocente aan de KU Leuven nvdr) waarin zij het beeld van de Toren van Babel geeft. Dit kan als ‘straf van God’ bekeken worden en dat diversiteit, het bestaan van de verschillende talen, dat ook is. Maar je kan ook zeggen dat mensen geprobeerd hebben, door het bouwen van de Toren, de oorspronkelijke diversiteit die er in de schepping aanwezig is te verminderen, 'einzuschränken'. Door de Toren te bouwen en allemaal één taal te willen spreken. Daar heeft God een stokje voor gestoken en dus is dat geen vloek wat daar gebeurd is, maar een zegen. We kunnen met dat verhaal, dat natuurlijk niet echt gebeurd is, zien dat de verschillen tussen mensen een verrijking zijn. We hebben daar een aantal kaders voor gegeven, en heel concrete casussen uitgewerkt. Bijvoorbeeld over de Franciscusschool, hoe zij tot vieringen gekomen zijn waarbij de aanwezige kindjes allemaal betrokken zijn. Dus ook zij die niet katholiek zijn, maar bijvoorbeeld moslim. Een concrete school in het Antwerpse bestaat uit 60 % moslims. Die school heeft ook een eigen kerk. Wat doe je dan als er een eucharistieviering is? Laat je die 60 % buiten de kerk? Laat je ze in de refter of studiezaal achter en vier je met de overige 40 %? Neen, want die zijn ook niet allemaal katholiek en gelovig. Alleen de katholieken er dan maar uithalen? Toen ik nog les gaf vroeg ik tijdens de eerste les altijd, 'Wie van jullie is nog gedoopt?'. Dan staken bijna alle leerlingen hun vinger op. 'En wie van jullie is er gevormd?' Dan waren er ook wel een aantal. En tot slot vroeg ik wie van hen nog regelmatig naar de kerk ging. Dat waren er dan meestal maar een stuk of twee, die - bijna beschaamd - hun vinger opstaken. Ga je dan enkel die mensen die nog hun vinger durven opsteken eruit halen? Dat gaat niet, je zit daar echt met een probleem. Als je de moslims meeneemt, en bij uitbreiding iedereen, zijn er twee opvattingen. Ofwel doen we geen verplichte diensten meer, maar enkel op basis van vrijwilligheid. In de school in Kontich waar ik stond hadden we dat vanaf de tweede graad doorgevoerd. We kregen daar dan vieringen waar soms een 100-tal man op afkwam, maar ook vieringen waar bijna niemand naar toe kwam. Die vieringen werden dan voorbereid en inhoudelijk gestoffeerd door de leerlingen zelf in het kader van wat we noemden ‘participatieve pastoraal’. Ik geloof daar heel sterk in. Maar wat doe je dan met de moslims als je een eucharistieviering doet, meer bepaald bij de communie. Mogen ze dan niet naar voor komen? Is dat het soort christendom dat wij willen tonen, dat we er een aantal bij betrekken en anderen uitsluiten? Dat kunnen we niet maken. Didier (pastoor in o.a. de parochie Heilige Drievuldigheid nvdr) heeft daar ook over nagedacht en bij hem krijgen ze dan bijvoorbeeld een handdruk, of een theelichtje, dat ze dan bij het beeld van Maria mogen zetten omdat Maria voor hen ook een belangrijke figuur is. Ze mogen dan wel naar voor komen.
Vindt een dergelijk boek ingang bij de personen die het leerplan opstellen en de inspectie van de Godsdienstlessen?
Er hebben inspecteurs aan meegewerkt. Toen ik het boek voorstelde in mei 2014, was dat voor een zaal met 250 man. Dat waren allemaal inspecteurs, pedagogische begeleiders en verantwoordelijken van het onderwijs. Ze weten dus van het bestaan. Ik denk dat het ook opgenomen wordt door de pedagogische begeleiders van de verschillende bisdommen, maar vooral buiten het bisdom Antwerpen of ik heb er niet direct zicht op hoe het hier gebeurt. Maar men is er wel mee bezig, naar mijn gevoel misschien iets te weinig.

Is de manier waarop het vak godsdienst wordt ingevuld niet wat te werelds en komt het aspect zingeving en spiritualiteit nog genoeg aan bod?
Ik merk dat de godsdienstlessen die ik 21 jaar gegeven heb een soort van platform van overeenstemming vormden. Er moeten een aantal onderwerpen zijn waarbij je aansluiting vindt met alle leerlingen. En dat zijn de humane waarden. Je kunt naar de werkelijkheid kijken waarin zich menselijke problemen voordoen en daar verschillende brillen voor aanreiken. Bijvoorbeeld de bril van het humanisme, en daarnaast die van het Evangelie. En daarin zijn ook verschillende mogelijkheden, een kerkelijke of een minder kerkelijke. Als je die dan allemaal hebt getoond, een catalogus hebt laten passeren, zeg maar; moeten de leerlingen zelf zien waar zij gaan staan. Dat is de functie van een godsdienstleraar, denk ik. Een godsdienstleraar heeft volgens de raamplannen een GSM-functie. Hij moet de G van Getuige, de S van Specialist en de M van Moderator zijn. Die 3 letters zijn wel belangrijk. Maar als Getuige betekent het niet dat je alles letterlijk moet geloven wat de kerk centraal verkondigt. Over een aantal dogma's en standpunten van de kerk, bijvoorbeeld rond het celibaat, de afwijzing van het homohuwelijk etc. durfde ik kritische bedenkingen te maken. Ik zeg dan wat mijn standpunt en wat het officiële standpunt inhouden. En dan daagde ik de leerlingen uit er hun eigen standpunt over te ontwikkelen. Maar daarbij zeg ik altijd dat ik zelf een gelovige mens ben en dat dit mijn manier is om er naar te kijken.

Wat was de respons van de doelgroep (Personeel, pastorale groepen en directies)?
Op die publicatie denk ik dat er weinig respons is omdat er weinig aan bekendheid gedaan is daar rond. Bij de voorstelling zijn er heel positieve reacties geweest, maar daarna is het stilgevallen. Er werd ook niet meer naar verwezen in nieuwsbrieven en teksten. De tekst kan nog wel altijd gedownload worden. Door de verschillende pedagogische begeleidingsdiensten is er wel werk gemaakt van om die in een aantal scholen voor te stellen. Het belangrijkste is niet de verspreiding van de publicatie, maar hoe mensen er mee aan de slag gaan. En daar heb ik niet direct zicht meer op.

U zet mee uw schouders onder ORBIT vzw met als motto 'Thuis in de wereld van diversiteit & migratie'. Hoe plaats je de organisatie correct in een maatschappelijke context?
Officieel is ORBIT een vormingsorganisatie die staat voor interlevensbeschouwelijke ontmoeting, rechtvaardig migratiebeleid, samenwerking in diversiteit en een effectieve aanpak van racisme. Zelf ben ik de regioverantwoordelijke voor Antwerpen, maar als vrijwilliger en supporter ben ik al jaren verbonden aan ORBIT, toen nog Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS). Met KMS heb ik al heel lang contacten. Voor mij is dat begonnen in 1993 toen we in de parochie van Edegem rond vluchtelingen uit Bosnië werkten. We zamelden dan meubels in en dergelijke. De overrompeling aan vluchtelingen was een beetje te vergelijken met die van nu, maar dan kwamen ze uit de Balkan. Intussen is ORBIT uitgegroeid tot een grote organisatie met o.a. een werking die zich richt op asiel en migratie, AMOS. In elke bisdom is er één regionaal verantwoordelijke, in Brugge 2. In Antwerpen werk ik als betaalde kracht en uiteraard zijn er nog de vrijwilligers. In Brussel werken er dan een 6-tal mensen nationaal.

Draagt ORBIT vzw actief pluralisme uit of is hetgeen waar jullie voor staan breder dan dat?
Zelf heb ik wat gestudeerd rond pluralisme. De invulling die men daar meestal aan geeft is dat de verschillende levensbeschouwingen zich aan elkaar voorstellen. Dus het passief pluralisme is dat de verschillende overtuigingen worden gedoogd, maar zich niet tonen aan elkaar. Actief pluralisme wil zeggen dat je bij wijze van spreken een listing maakt van alle verschillende visies en dat ieder om de beurt de kans krijgt om daar iets over te vertellen. Maar ieder houdt zijn eigen levensbeschouwing. Bij actief pluralisme blijft er dus nog altijd een neutraal kader. Daar geloof ik niet in. Ik geloof dat je én moet openstaan voor de diversiteit én er in moet geloven om maximaal de eigenheid uit te bouwen, als organisatie. Dat gaat dus nog een stap verder. Dat is actief pluralisme met een preferentiële positie van het kader van de organisatie, die zo kleur bekent. Dus op die manier wordt dat kader niet genegeerd of verwaarloosd. (denkt na) Maar het is zeker niet eenvoudig.

Bij de missie en doelstellingen van ORBIT vzw lezen we dat er veel aandacht besteed wordt aan de dialoog tussen verschillende cultuurgroepen, religies en levensbeschouwingen. Mag ik voorzichtig stellen dat dit wel eens een uitdaging vormt?
Er zijn mensen die zeggen dat als je met anderen praat over hun overtuiging, dat je moet zorgen dat die van jezelf veilig is als een burcht, dat je die niet prijsgeeft. Andere zeggen dan weer dat het daar schort vandaag de dag. Jongeren en volwassenen weten doorgaans niet wat hun eigen overtuiging is. Ze weten niet wat het is om Christen te zijn, en zo noemen ze zich ook niet meer. Dat is al een eerste uitdaging denk ik. Maar dan nog, als ik met moslims praat, denk ik niet dat ik moslim wordt. Maar ik heb ook al gesprekken gehad met moslims die ik heel waardevol vond, waar ik echt iets van kon leren. Ondertussen is voor mijn persoonlijk geloof de Islam en natuurlijk ook het Jodendom een bron, een spirituele bron. Dat heeft mijn geloof verdiept en verrijkt. Daar kan ik wel eens emotioneel van worden. De dialoog tussen verschillende cultuurgroepen, religies en levensbeschouwingen hier in Vlaanderen, komt vooral ter sprake als een dialoog tussen cultuurgroepen. En dat geeft natuurlijk fricties, die overwonnen moeten worden. Dat vraagt bij veel mensen het opgeven van angsten voor anderen die zich anders gedragen en kleden. Dat kunnen we maar doen door te tonen dat het kan. Door de positieve vruchten van de dialoog, van de ontmoeting te laten zien. En dat zijn we met ORBIT bezig.

Personen en groepen aanspreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid is ook een belangrijk deel van de missie. ORBIT vzw wil hier een ondersteuning bieden, zowel op lokaal als globaal vlak. Hoe kunnen we als Christen mens deze verantwoordelijkheid het beste opnemen op de twee niveaus?
Ik denk dat dit (toont de 10 tips voor het helpen van de vluchtelingen, zie verder) een goed voorbeeld is van hoe dat gebeurt. Er staat ook nergens dat dit Christelijk is, toch is de manier van werken heel Christelijk. Het is een verwijzing, niet alleen naar de grote organisaties die met overheidssteun van alles gaan doen. We zien trouwens dat als een bepaalde politieke partij die overheidsinstanties in handen krijgt, en die is niet gediend met de huidige vluchtelingenstroom, dat alles wat teruggeschroefd wordt. We moeten dus verwijzen naar wat er dicht bij ons gebeurt. We moeten de mensen handvatten geven om aan de slag te gaan. Daarvoor moeten we verwijzen naar de plaatselijke initiatieven die er al zijn. Op die manier moeten we dat vandaag de dag doen als Christen mens. Als gist in het deeg. Niet met te zeggen 'Kijk eens wat wij allemaal doen als Christenen', maar in de bescheidenheid dat wij niet het monopolie op hulp aan andere mensen. We moeten het samen doen met andere mensen, wat hun overtuiging ook is.

De recente vluchtelingenstroom uit Syrië laat niemand onberoerd. In de media was en is er ook veel te doen rond het vraagstuk hoe wij, als enkelingen, ons steentje kunnen bijdragen. ORBIT vzw heeft daar een campagne aan gewijd en 10 concrete tips geformuleerd. Hoe kan ik mij efficiënt inzetten, met het oog op de ietwat tegenstrijdige signalen van de overheid uit?
We hebben gepleit op de vergadering met de Vicaris van Antwerpen, Bruno Aerts dat er bij Welzijnszorg niet alleen de eigen projecten van dit jaar zouden gepromoot worden in de komende Advent, maar ook de lokale initiatieven naar vluchtelingenonthaal toe. Didier heeft dat meegenomen en heeft dit dan aangekaart bij Welzijnszorg. Zij hebben dat ook opgenomen en ze zullen tijdens hun campagne oproepen om mee te steunen. Nu is er ook een webpagina van Welzijnszorg waarin zij vragen aan de lokale initiatieven om zich bekend te maken. De vluchtelingen die hun asiel krijgen, zullen in de verschillende dorpen terechtkomen. Er zal dan behoefte zijn aan opvang en ondersteuning. Dat we een eindje met hen op weggaan. Daarvoor is er nood aan de lokale initiatieven, die er al zijn. Die zijn we aan het verzamelen. Zo heb ik al een lijst van een 30-tal lokale initiatieven in het Bisdom Antwerpen. Die gaan we dan aanvullen met de LOI's (Lokale Opvang Initiatieven uitgaande het OCMW nvdr). In Edegem is er bijvoorbeeld sinds gisteren op de website van de gemeente een pagina van het LOI. Daarop staat duidelijk vermeld waar men nood aan heeft, zoals mensen om taalles te geven. Sluit u dus vooral aan bij bestaande initiatieven. Verder verwijs ik graag naar de 10 tips zelf op onze website.

Tot slot, is er nog een boodschap die u onze lezers kan meegeven?
Dat vind ik een heel moeilijke vraag. (denkt na). Ik denk dat we een samenleving moeten proberen te vormen die aan de ene kant verdraagzaam is, maar ook ver-draagzaam. Dat we elkaar moeten proberen brengen naar de verdieping van het leven en verdergaan dan alleen naast elkaar leven. Verdergaan dan alleen maar burchtjes naast elkaar.

 

(c) Interview:  Roel Meere
 

(ga terug met de <back> knop van je browser)